Mijn jeugd

Huilbaby in een weeshuis

Het was november 1968 toen ik werd geboren. Ik ben geboren in de Paulastichting in Renkum. Dit was een tehuis voor alleenstaande moeders. De meeste moeders die daar terecht kwamen, waren moeders die hun kindje niet zelf konden opvoeden of moesten afstaan om welke reden dan ook. Heel kort na mijn geboorte, ongeveer 5 a 6 maanden, stond mijn moeder mij af omdat zij niet voor mij kon en mocht zorgen. Ze was 17 jaar, alleenstaand, ongehuwd en haar kindje, ik dus, was ook nog eens een bastaard kind. Half Nederlands, half Turks. Niemand die daar toen ook maar iets mee te maken wilde hebben.

Nadat ik een half jaar in de Paulastichting had doorgebracht, werd ik over geplaatst naar het weeshuis in Arnhem. Dit was Imelda in Oosterbeek als ik me niet vergis. Ik was goed een half jaar oud en op die leeftijd ontstond mijn eerste traumatische herinnering al. Het is ‘slechts’ één herinnering die ik heb van toen ik zo jong was maar zelfs die ene is er wel één te veel voor een kindje van die leeftijd.

Veel van de dingen die ik nu weet, ben ik te weten gekomen op veel latere leeftijd via de voogdijvereniging waar ik ooit onder viel. Ik heb toen dossiers gelezen en doorgespit en ben daar enorm van geschrokken. Reden voor het opvragen van mijn dossiers was omdat ik heel erg graag wilde weten wat er vroeger allemaal fout was gegaan. Deze behoefte was ontstaan naar aanleiding van herinneringen en ervaringen die zo traumatisch waren dat ik sommige dingen domweg niet kon geloven en ik me dus afvroeg of bepaalde dingen wel echt waren gebeurd. Ik had namelijk heel veel herinneringen van bepaalde zaken, maar kon ze niet linken aan een leeftijd, situaties of plaatsen waar ik ooit woonde. Door mijn dossiers in te zien vielen stukjes van de puzzel op zijn plaats en waren ook steeds meer details zoals leeftijd, woonplaats en directe omgeving me duidelijk.

Het stuk hieronder speelt zich af van vanaf dat ik een half jaar oud was tot ongeveer mijn derde jaar.

Mijn allereerste herinnering is jarenlang ‘slechts’ een nachtmerrie voor mij geweest. Deze nachtmerrie begon met dat ik huilend in een bedje lag met spijlen rondom. Door die spijlen kon ik niet uit mijn bedje vallen. Daar uit maak ik op dat ik nog heel jong was omdat alleen heel jonge kinderen nog in een bedje met spijlen er om heen slapen. Mijn nachtmerrie was dat het donker was en dat er opeens licht de kamer in scheen omdat er een deur geopend werd. Ik zag iets (later bleek dit een ‘iemand’ te zijn) op me afkomen. Het boog zich over mij heen en direct daarna kwam er een enorme vuist mijn kant op. Met een zware dreun kwam deze vuist op mijn hoofd terecht. De vuist verdween weer, de deur ging weer dicht en het was weer donker. Tijden lang heb ik dus gedacht dat dit slechts een nachtmerrie was maar tijdens het lezen van mijn dossiers van de voogdijvereniging bleek al snel dat deze nachtmerrie ontstaan was uit daadwerkelijke gebeurtenissen op halfjarige leeftijd.

Ik was vroeger een ‘huilbaby’. Ik was zegge en schrijve een half jaar oud en huilde bijna onafgebroken ben ik te weten gekomen. Eén van de zusters die in het weeshuis werkte kon niet tegen mijn constante gehuil. Als ik ’s nachts weer eens lag te huilen in mijn bedje, dan was zij degene die mijn kamer binnen kwam en mij met haar vuist op mijn hoofd sloeg. Ik ben hierdoor ook twee keer in het ziekenhuis beland voor zover ik kon opmaken uit de dossiers. De zuster is direct nadat zij achter de mishandeling kwamen ontslagen. Desalniettemin was dit iets wat toch wel vaak was voorgekomen voordat men er achter kwam.

Ondanks dat die zuster ontslagen was, bleek er toch nog een hoop mis te gaan. Ik was als 3 jarig jochie een van de jongste kinderen die daar woonde en kennelijk was ik nog steeds een heel onrustig en moeilijk kind want ook toen huilde ik nog steeds heel veel. Vroeger was het zo dat je overdag in een ‘speelkamer’ gezet werd tussen ontbijt, lunch en avond eten in. De hele dag moest je dan in die ‘speelkamer’ doorbrengen. Ook uit die tijd heb ik al veel nare herinneringen. Zo weet ik nog goed dat ik altijd heel bang was in die kamer. Zodra we in die kamer gezet werden ging de deur met een harde klap dicht, op slot en rende alle kinderen wild in het rond en speelde met elkaar.

Ik daarentegen pakte het eerste het beste knuffeldier dat ik zag liggen en ging bang in een hoekje bij de deur zitten. Ik kwam niet uit mijn hoekje vandaan, tenzij er gegeten moest worden. Ik speelde niet met andere kindjes en kon niet tegen de drukte die de andere kindjes veroorzaakten. En ja hoor… bang als ik was, zette ik het weer op een huilen. Niet even en heel zachtjes. Nee, langdurig en keihard. Dit bleek op termijn wederom aanleiding voor een flink pak slaag of een schop. Ik hoorde dan de sleutel in de deur gestoken worden en vervolgens ging de deur los. Er kwam dan iemand binnen en ik werd of hevig door elkaar geschud of ik kreeg een of meer klappen of schoppen. Als of ik daar rustiger van zou worden! Yeah right! Ook werd er altijd veel tegen me geschreeuwd. Wat ze zeiden weet ik natuurlijk niet maar het geschreeuw en de boze gezichten staan nog steeds glashelder in mijn geheugen gegrift.

Soms werd ik ook wel eens aan mijn arm uit de ‘speelkamer’ weggetrokken en werd dan in zo’n donkere bezemkast gezet. Geen licht, bijna geen ruimte en de deur op slot. Waarschijnlijk hoorde men mij dan niet huilen, en zo hadden de zusters en andere kinderen er geen last meer van. Daar raakte ik alsmaar meer in paniek en ging nog harder huilen. Soms huilde ik mezelf gewoon in slaap en schrok dan enorm als ik ineens weer aan mijn arm beetgepakt werd en naar bijvoorbeeld de eetzaal meegesleept werd.

Ik had mezelf dus kennelijk op zéér jonge leeftijd al tot een enorm vervelend en ongewenst kind ontwikkeld want er overkwam mij van alles. Zo was ik bijvoorbeeld ook regelmatig de pineut als we gingen eten. Er was een zuster of misschien wel meer zusters die ‘de pik op mij hadden’. Ik was dan weliswaar nog jong maar ik kon wel al zelf op een stoel zitten zoals veel andere kinderen dat ook al konden. Maar nee, kennelijk vonden sommige zusters het nodig om mij in een kinderstoel te zetten. Je weet wel zo’n stoel op hoge poten waar je niet zelf uit kon klimmen en met zo’n dienblad tegen je buik. Ik kreeg dan een slabbetje om, om nog maar eens te benadrukken dat ik een kleine baby was die zelf helemaal niets kon. (Althans, dat is mijn invulling er over achteraf gezien)

Eerst werd er altijd gebeden voor we gingen eten. En normaal gesproken als er gebeden was dan konden de kinderen allemaal gaan eten. Maar als ik in die kinderstoel gezet werd dan werden de andere kinderen voor dat ze gingen eten eerst aangezet om een vernederend liedje te zingen.

Sliep uit, sliep uit! Alle kindertjes lachen je uit!

Terwijl ze met hun vingertjes kruislings over elkaar heen streken in mijn richting, bleven ze dat liedje een aantal keren herhalen. Daarna lachte alle kinderen mij luidkeels en recht in mijn gezicht uit! Het onvermijdelijke gebeurde toen weer. Ik zette het weer op een janken! Ik kon meestal niet meer ophouden met huilen en ja hoor, daar ging ik weer de bezemkast in zonder eten. Als ik pech had dan was dat tijdens het avond eten en dan moest ik dus zonder eten in mijn buik naar bed.

Als ik al een keer niet in huilen uit was gebarsten, dan kon ik dus gewoon wel eten, maar ook dat moest dan weer op een vernederende manier. Ik kon al lang zelf eten. Natuurlijk ging het niet altijd even netjes, maar dat is bij wel meer kinderen van die leeftijd het geval. Nee, ik werd gevoerd en nee, ook niet gewoon gevoerd! Op mijn dienblad stond dan een bordje met eten. Brood of warm eten. Mijn brood werd dan in kleine stukjes gesneden en om de beurt moesten alle kinderen mij dan een hapje voeren. Bijna bij elk hapje die mij gevoerd werd, werd ik wel weer uitgelachen en vernederend toegesproken door de kinderen of de zusters. Als ik dan wat wilde drinken, dan moest ook dat door een van de kinderen gedaan worden. Je kunt natuurlijk wel op tien vingers natellen dat dat bijna nooit goed ging. Driekwart van de inhoud van mijn beker ging over mijn slabbetje heen en natuurlijk over mijn broek. Als we dan klaar waren met eten en er was gebeden dan tilde een zuster mij uit die stoel en toen was natuurlijk mijn natte broek ook duidelijk zichtbaar. Daar moest ook weer op ‘gezongen worden’. Wederom klonk het…

Sliep uit, sliep uit! Alle kindertjes lachen je uit!

Natuurlijk huilde ik niet alleen overdag in de ‘speelkamer’ of tijdens het eten. Nee, ik huilde ook vaak ’s nachts als ik in bed lag op de slaapzaal. Iedereen natuurlijk wakker door mij en ja hoor, daar gingen we weer. Hoppa! Weer de bezemkast in. Geen dekens of kussen! Nee gewoon in mijn pyjama de bezemkast in tot de volgende ochtend. Als de ochtend dan aanbrak dan begon de hele riedel weer van voren af aan. Als ik pech had dan had er weer een zuster dienst had die een hekel aan mij had.

Dit hele gedoe heeft geduurd totdat ik ongeveer 3 a 3,5 jaar was.
Ik werd op die leeftijd geadopteerd door een gezin uit Nijmegen.
De enige positieve herinnering die ik aan dat weeshuis heb overgehouden is dat ik aan de hand van mijn adoptieouders al huppelend het terrein afliep.
Ik kan me zelfs nog herinneren dat ik geen seconde meer achterom gekeken heb.

Laat een reactie achter

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *